Eerder dit jaar liet staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat Mona Keijzer weten dat de wettelijke verankering van de Nederlandse Franchise Code voorlopig van de baan is. Ze week daarmee af van de lijn die door voormalig minister Henk Kamp was ingezet. Voorgenoemde was voorstander van invoering van de Nederlandse Franchise Code (NFC), waarover wij op 1 juni 2016 en 20 oktober 2016 al enkele artikelen hebben geschreven. Hoewel de NFC niet als wetgeving zal worden ingevoerd is op woensdag 12 december 2018 wel een ander conceptwetsvoorstel voor de Wet Franchise gepresenteerd. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de verhoudingen tussen de franchisegevers en franchisenemers te verbeteren. In dit wetsvoorstel ligt de nadruk op vier onderdelen die volgens de wetgever cruciaal zijn voor evenwichtige franchiseverhoudingen. In deze bijdrage zullen wij summier ingaan op deze onderdelen van het wetsvoorstel.

Introductie in het Burgerlijk Wetboek

De wetgever heeft voor ogen om het wetsvoorstel te implementeren in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Er wordt hierbij een nieuwe titel toegevoegd, dat luidt “Titel 16. Franchise”. Voornoemde titel komt te bestaan uit de artikelen 911 t/m 921. Door het publiceren van het wetsvoorstel is eveneens de consultatiefase gestart. In deze fase kan er tot en met 31 januari 2019 inhoudelijk op het wetsvoorstel worden gereageerd. Na afloop van deze periode bekijkt het ministerie alle ingediende reacties en wordt eventueel besloten het wetsvoorstel aan te passen.

De precontractuele uitwisseling van informatie

In het wetsvoorstel is bepaald dat de franchisegever en de franchisenemer elkaar tijdig, voor het sluiten van en tijdens de franchiseovereenkomst, alle noodzakelijke informatie voor de uitvoering van de overeenkomst moeten verstrekken. Zodoende moeten de franchisegever en franchisenemer informatie verstrekking met betrekking tot hun financiële positie. De franchisegever dient de franchisenemer daarnaast te voorzien van onder andere de contactgegevens van de franchisegever en andere franchisenemers, financiële gegevens van de beoogde locatie van de vestigingsplaats van de franchisenemer en concepten van de nodige documenten en te sluiten overeenkomsten.
De precontractuele uitwisseling van informatie strekt vooral ter bescherming van de belangen van de franchisenemer. Hiermee wordt geprobeerd te voorkomen dat de franchisenemer instemt met een franchiseovereenkomst waarvan hij de inhoud, uitwerkingen, risico’s en verplichtingen niet (voldoende) kent. De franchisenemer heeft bovendien een termijn van 4 weken tussen het moment van ontvangst van alle relevante informatie en het moment van het sluiten van de franchiseovereenkomst om het een en ander te bestuderen, advies in te winnen en zich voor te bereiden.

De tussentijdse wijziging en overleg

Thans kan een franchisenemer met een contractueel voorbehoud van de franchisegever tot eenzijdige wijziging van diverse afspraken in de franchiseovereenkomst geconfronteerd worden. In het wetsvoorstel is een bepaling opgenomen, die een tussentijdse wijzigingen van de franchiseovereenkomst beperkt. De bepaling houdt een plicht in voor de franchisegever tot tijdige aankondiging van tussentijdse wijzigingen in de franchiseovereenkomst of indien de tussentijdse wijzigingen feitelijk door de franchisegever wordt uitgevoerd. De voorgenoemde plicht strekt derhalve te borgen dat de franchisenemer voldoende tijd heeft zich te beraden en voor te bereiden op voorgestelde wijzigingen, en daar zo nodig het gesprek over kan aan gaan als de gevolgen daarvan voor zijn exploitatiemogelijkheden aanzienlijk zijn.
Om de franchisenemer voor een (onredelijke) tussentijdse wijziging te beschermen is in het wetsvoorstel opgenomen dat een wijziging van de franchiseovereenkomst die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de exploitatie van de franchisenemer instemming behoeft van twee-derde meerderheid van het orgaan dat de franchisenemers vertegenwoordigd óf de franchisenemer jegens wie de franchisegever de wijziging wil doorvoeren.
Het is echter niet duidelijk wat onder wijziging met aanzienlijke gevolgen moet worden verstaan. Het is dus verstandig om in de franchiseovereenkomst criteria op te nemen ter bepaling van de “aanzienlijke gevolgen”, zodat latere discussie daarover zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dit betekent voor de franchisegever dat in de franchiseovereenkomst vastgelegd moet worden hoe dit overleg geregeld wordt en welke termijnen er gelden voor besluitvorming, zodat ook op dat punt slagvaardigheid geborgd kan worden.

De beëindiging van de franchisesamenwerking

Tot slot ziet een hoofdlijn van het voorontwerp op de beëindiging van de samenwerking tussen de franchisegever en franchisenemer. In een franchiseovereenkomst is er vrijwel altijd een bepaling opgenomen, die de franchisenemer verplicht om zijn onderneming bij het einde van de franchiseovereenkomst te verkopen aan de franchisegever; onder de voorwaarden die de franchisegever stelt. Bepaalde franchiseovereenkomsten sluiten bij een dergelijke beëindiging opgebouwde goodwill ten gunste van de franchisenemer uit. De wetgever acht dit maatschappelijk en economisch onwenselijk en tracht dit tegen te gaan door franchisegevers te verplichten om vast te leggen hoe opgebouwde goodwill aan de franchisenemer valt toe te rekenen. Hiermee wordt geïmpliceerd dat franchisenemers volgens het conceptwetsvoorstel in elk geval enig recht op goodwill hebben.

Conclusie

Er bestaat thans geen speciale wetgeving of specifieke regel in Nederland met betrekking tot franchising. Aan de hand van de huidige praktijk en rechtspraak is het duidelijk dat er verschillen bestaan in de rechten en plichten van franchisegevers en franchisenemers. Door het wetsvoorstel wordt geprobeerd een aantal specifieke regels in de wetgeving te implementeren, die vooral de franchisenemers beogen te beschermen. Het staat in ieder geval vast dat met de invoering van het wetsvoorstel de contractvrijheid ten aanzien van franchise wordt beperkt. Uiteraard houden wij u ook in 2019 weer op de hoogte van de ontwikkelingen.

mr. V.A. (Viney) Moerliesing