AG Hart Advocaten

In hartje Rotterdam.

Overeenkomst sluiten

Het sluiten van een overeenkomst komt in het dagelijks leven veelvuldig voor. Iedereen heeft ook wel eens een overeenkomst gesloten. Voorbeelden zijn het kopen van een nieuw bankstel door een consument of twee bedrijven waarbij de één van de ander verf afneemt. Overeenkomsten zijn er in verschillende vormen, het kan gaan om een koopcontract, maar ook om een uitgebreide franchiseovereenkomst. Hieronder wordt uitgelegd hoe een overeenkomst tot stand komt en wanneer men gebonden is aan de overeenkomst. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (artikelen 6:217-225 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). 

Aanbod:

Er is sprake van een aanbod wanneer er een voorstel wordt gedaan tot het sluiten van een overeenkomst. De wederpartij heeft een enkel ‘ja’ nodig hebben om de overeenkomst tot stand te brengen. Het aanbod is een eenzijdige gerichte rechtshandeling.

Een aanbod kan zowel geldig, nietig of vernietigbaar zijn, maar kan derhalve ook worden herroepen of ingetrokken.

Volgens artikel 6:219 lid 1 BW is een aanbod onherroepelijk wanneer het een termijn voor aanvaarding inhoudt of wanneer de onherroepelijkheid op een andere wijze uit het aanbod volgt. Indien uit het aanbod niet volgt dat het onherroepelijk is, is het dus herroepelijk. Deze herroepelijkheid stopt zodra een aanvaarding is verzonden, artikel 6:219 lid 2 BW. Dus wanneer een aanbod geldig is tot 1 december, kan het voor deze datum niet worden herroepen.

Iedere verklaring die nog niet is ontvangen, kan worden ingetrokken door een snellere tweede verklaring. Ook een verklaring die een aanbod inhoudt dat (na ontvangst) op grond van artikel 6:219 lid 1 BW niet zou kunnen worden herroepen, kan nog worden ingetrokken. Wanneer op 1 december een aanbod wordt verzonden door persoon A en deze komt aan op 2 december om 11:00uur bij persoon B is er een geldig aanbod. Maar als persoon A zich bedenkt en zorgt dat er voor 2 december 11:00 uur een verklaring door persoon B is ontvangen, met daarin dat het aanbod dat eerder is verstuurd niet meer geldt dan is het aanbod rechtsgeldig ingetrokken. De tweede verklaring waarin het aanbod wordt ingetrokken moet voor of tegelijk met het originele aanbod aankomen. 

Een aanbod vervalt door verloop van tijd:

  • Soms staat dit aangegeven in het aanbod zelf;

  • Een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet onmiddellijk aanvaard wordt;

  • Een schriftelijke aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijke termijn wordt aanvaard.

Aanvaarding:

Voor aanvaarding bestaat een aantal vereisten:

  • Het kan in beginsel in iedere vorm geschieden;

  • Het moet zijn gericht tot de aanbieder;

  • Aanvaarding moet inhoudelijk overeenstemmen met het aanbod van de wederpartij.

Een aanvaarding die afwijkt van het aanbod, geldt volgens artikel 6:225 lid 1 BW als een nieuw aanbod en als een verwerping van het oorspronkelijke. Er komt dan geen overeenkomst tot stand maar een nieuw aanbod. 

Wilsverklaring:

Voor het ontstaan van een rechtshandeling is een wilsverklaring vereist. Dit is weergegeven in artikel 3:33 BW: ‘een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard’. Artikel 3:37 lid 1 BW zegt dat verklaringen ook in één of meer gedragingen besloten kunnen liggen, bijvoorbeeld in een handgebaar of een hoofdknik. Dit wordt ook wel een stilzwijgende wilsverklaring genoemd. Dus een aanbod moet op basis van de wil van de aanbieder worden aangeboden door middel van een verklaring.

Het moment van ontvangst is beslissend voor het tijdstip waarop de verklaring in werking treedt, artikel 3:37 lid 3 BW. Dus het aanbod geldt nog niet wanneer het is verstuurd. 

De wil en verklaring moeten met elkaar overeenkomen. Zij kunnen echter door allerlei oorzaken uiteenlopen. De handelende persoon moet bij het afleggen van zijn verklaring rekening houden met het vertrouwen dat hij daarmee wekt. Het kan zijn dat er door een typefout of een verspreking een foute verklaring wordt afgegeven aan de wederpartij. De wederpartij kan beschermd worden doordat het gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de verklaring die is afgegeven voor de aanbieder. Hieronder staan de eisen voor het gerechtvaardigd vertrouwen. 

Gerechtvaardigd vertrouwen:

Er zijn een aantal vereisten voor een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen, artikel 3:35 BW:

  • Het vertrouwen moet zijn terug te voeren op het gedrag van de wederpartij;

  • De verklaring moet subjectief verkeerd begrepen zijn;

  • Er moet worden gekeken of de wederpartij de verklaring onder de gegeven omstandigheden zo mocht opvatten.

Dat de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd, betekent dat hij te goeder trouw moet zijn geweest. Hij kende het gebrek niet en behoefde het ook niet te kennen, artikel 3:11 BW. 

Derdenbescherming:

Artikel 3:36 BW betreft de positie van derden. Een derde wordt beschermd wanneer hij:

  1. gerechtvaardigd heeft vertrouwd op;
  2. een door een ander gewekte schijn dat;
  3. een bepaalde rechtshandeling was ontstaan, bestond of was tenietgegaan, mits;
  4. hij voortbouwend op dat vertrouwen heeft gehandeld.