De rechtbank Amsterdam heeft op 26 augustus jl.[1] vonnis gewezen over een kwestie aangaande de eenzijdige opzegging door ex-franchisenemer van de met franchisegever gesloten franchiseovereenkomst.
Het betrof hier een franchisegever die actief was op het gebied van administratieve dienstverlening en advisering. De franchiseovereenkomst bevatte onder meer een bepaling die het ex-franchisenemer (accountant) mogelijk maakte om de franchiseovereenkomst eenzijdig op te zeggen. De ex-franchisenemer was in dat geval echter wel gehouden om alle omzet over te dragen op andere franchisenemers c.q. franchisegever. Nadat partijen ter beëindiging van de franchiseovereenkomst hadden geprobeerd een minnelijke regeling te treffen door een beëindigingsovereenkomst te sluiten – die uiteindelijk niet tot stand kwam – beriep ex-franchisenemer zich op voornoemde bepaling en zegde de samenwerking met franchisegever op. Ex-franchisenemer meende daarbij dat het hem vrijstond de klanten die hij ten tijde van de franchiserelatie zelf had binnengehaald na einde van de franchiseovereenkomst te blijven bedienen.
Franchisegever heeft daarop ex-franchisenemer is rechte betrokken. De rechter overweegt ten eerste dat het ex-franchisenemer op grond van de franchiseovereenkomst niet is toegestaan klanten – al dan niet door ex-franchisenemer zelf geworven – te blijven bedienen. De contractuele verplichting van ex-franchisenemer om na einde franchiseovereenkomst alle omzet over te dragen op andere franchisenemers c.q. franchisegever heeft ook hierop betrekking, zo oordeelt de rechter. Het beroep van ex-franchisenemer op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, omdat door de bepaling in kwestie zijn broodwinning zou worden ontnomen, wordt door de rechter verworpen. Immers – zo stelt de rechter – ex-franchisenemer kan als accountant zijn brood blijven verdienen, ook in dezelfde regio, zij het met nieuwe klanten.
Het beroep van ex-franchisenemer op dwaling dan wel bedrog wordt door de rechter eveneens verworpen. De rechter gaat in dat verband voorbij aan de stelling van ex-franchisenemer dat hij in de gerechtvaardigde veronderstelling verkeerde dat het verbod op het blijven bedienen van klanten slechts betrekking had op de klanten die ex-franchisenemer bij aanvang van de franchiseovereenkomst van franchisegever had overgenomen. Naar het oordeel van de rechter heeft ex-franchisenemer voor het aannemen van bedrog niets gesteld over een vermeende kunstgreep van franchisegever, laat staan dat hij daarvoor voldoende onderbouwing heeft gegeven.
Het beroep van ex-franchisenemer op vernietigbaarheid van het verbod op het blijven bedienen van klanten vanwege het onredelijk bezwarende karakter daarvan volgt hetzelfde lot. Voornoemd verbod maakt geen onderscheid tussen enerzijds klanten die ex-franchisenemer bij aanvang van de franchiseovereenkomst van franchisegever overneemt en anderzijds klanten die ten tijde van de franchiserelatie door ex-franchisenemer worden geworven. Van een onredelijk bezwarend karakter is derhalve geen sprake, aldus de rechter.
De rechter beslist derhalve dat ex-franchisenemer in strijd met zijn contractuele verplichtingen heeft gehandeld door eenzijdig op te zeggen zonder zijn omzet c.q. klanten over te dragen, hetgeen overtreding van het geldende relatiebeding oplevert. Vanwege deze handelwijze van ex-franchisenemer heeft franchisegever mogelijkerwijs schade geleden, zodat de vordering van franchisegever om de schade nader op te maken bij staat wordt toegewezen. Overigens gaat de rechter ook voorbij aan de standpunten van ex-franchisenemer dat hij medebedenker is van de franchiseformule en dat franchisegever op diverse manier is tekortgeschoten in de op franchisegever rustende verplichtingen. Die omstandigheden laat de contractuele verplichtingen van ex-franchisenemer echter onverlet, zo oordeelt de rechter.
Kortom: deze uitspraak illustreert dat de ex-franchisenemer er verstandig aan doet door simpelweg zijn contractuele verplichtingen na te komen. Indien hij dat niet doet, kan hij mogelijk een schadeveroordeling tegemoet zien.
[1] ECLI:NL:RBAMS:20165094.

mr. G. (Gülay) Kara