Op 2 november jl. is het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 juli jl. gepubliceerd waarbij forse schadevergoedingen zijn toegewezen aan franchisenemers.[1] Dit is dan ook een interessant vonnis waarin de rechter oordeelt op welke wijze de schade bij ondeugdelijke prognoses kan worden berekend. Hierbij is het uitgangspunt steeds “dat franchisenemers in de situatie moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd indien de onrechtmatige daad wordt weggedacht en de franchiseovereenkomsten niet zouden zijn gesloten.”
In dit artikel zal ik louter ingaan op de wijze van berekening van de door franchisenemers geleden schade.
De schade omvat naar het oordeel van de rechtbank een aantal componenten zoals inkomensverlies en vermogensverlies, die op de hierna volgende wijze worden vastgesteld.

Inkomensverlies

Ten aanzien van het inkomensverlies oordeelt de rechtbank dat het inkomensverlies ten gevolge van de onrechtmatige daad bestaat: “uit het verschil tussen het bestendig inkomen voorafgaand aan de overeenkomsten met Biretco [franchisegever] en de ontwikkeling van dit inkomen, en de inkomsten gedurende de overeenkomsten met Birecto, bestaande uit het saldo van de privé-onttrekkingen.”
Het bestendig inkomen voorafgaand aan de franchiseovereenkomsten wordt vervolgens bepaald door vaststelling van de in de drie jaren voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst gemiddeld genoten inkomsten met enige correcties. Het berekende bestendig gemiddeld inkomen voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst dient vervolgens te worden geïndexeerd over de duur van de looptijd van de franchiseovereenkomst. Voor deze veronderstelde loonontwikkeling wordt door de rechtbank gerekend met de indexering op grond van de alimentatienormen van het Nibud. Het inkomensverlies wordt vervolgens bepaald door van het geïndexeerde bestendig inkomen over de looptijd van de franchiseovereenkomst de privé-onttrekkingen te verminderen. Dit resulteert in een saldo dat als inkomensverlies wordt aangemerkt.
Hierbij oordeelt de rechtbank dat de schadevergoeding ziet op vergoeding van gederfde inkomsten ten gevolge van een handelen of nalaten van een derde, welke schadevergoeding weliswaar in één keer zal worden uitgekeerd, maar als inkomen moet worden aangemerkt dat zal worden belast met inkomsten- dan wel vennootschapsbelasting. De rechtbank gaat voor de begroting van de schade derhalve uit van bruto inkomensverliezen.

Vermogensverlies

Voor wat betreft het vermogensverlies oordeelt de rechtbank dat ten gevolge van de onrechtmatige daad dit verschil bestaat tussen het eigen vermogen bij het begin van de franchiseovereenkomst en het (negatieve) eigen vermogen bij beëindiging van de franchiseovereenkomst, gecorrigeerd met de privéonttrekkingen. Voor de vaststelling van het vermogensverlies dienen jaarstukken over alle jaren te worden overgelegd. Voorts dienen belastingaangiftes en belastingaanslagen alsmede eventuele nadere bewijsstukken in het geding te worden gebracht. Tot het vermogensverlies van één van de franchisenemers behoort ook de huurschuld jegens de verhuurder (niet zijnde franchisegever) nu ook die huurovereenkomst niet zou zijn gesloten indien betreffende franchisenemer niet was voorzien van ondeugdelijke prognoses en franchisegever niet onrechtmatig had gehandeld.
Daarnaast wordt de wettelijke rente over de schadebedragen toegewezen. Afgewezen wordt schade bestaande uit vermogensverlies wegens gedwongen verkoop van de eigen woning. Die schade staat volgens de rechtbank – kort gezegd – in te ver verband tot de onrechtmatige daad.
Het verweer van franchisegever dat franchisenemers moeten bewijzen dat alle geleden verliezen of gederfde inkomsten in de schadeperiode aan franchisegever zijn toe te rekenen, alsmede welke eventuele schadebeperkende maatregelen franchisenemers hebben genomen, wordt door de rechtbank verworpen onder verwijzing naar het arrest van het Hof den Bosch d.d. 12 maart 2013 waarin is geoordeeld dat franchisegever aansprakelijk is en dat franchisenemers in de positie dienen te worden gebracht waarin zij zouden zijn geweest indien zij de overeenkomsten niet zouden hebben gesloten.[2]
Uit voornoemd arrest volgt voorts dat op franchisegever de stelplicht en bewijslast rust ten aanzien van het verweer dat de vermogensteruggang het gevolg is van omstandigheden, die aan franchisenemers zijn toe te rekenen. Daartoe heeft franchisegever naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld.
Bij de schadeberekening ten gevolge van ondeugdelijke prognoses kan derhalve de berekening in dit vonnis worden gevolgd.
[1] http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:6952&keyword=franchiseovereenkomst
[2] http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ4057&keyword=biretco