Alle Blogs
8 min read

Hof matigt boetes voor schending franchiseovereenkomst

In de onderhavige kwestie had franchisegever met franchisenemer een franchiseovereenkomst gesloten. Na het presenteren van een nieuwe franchiseovereenkomst door franchisegever heeft de franchisenemer de overeenkomst opgezegd per 1 januari 2021. Dit accepteerde de franchisegever niet.

Published on
June 6, 2024
Bijdragers
Mr. D.F.P. (Diana) van Arkel
Managing Partner
LLB P. (Pien) Bongaerts
Neem Contact ons op.
Read about our privacy policy.
Thank you! Your submission has been received!
Oops! Something went wrong while submitting the form.

In een recente zaak tussen een franchisegever en franchisenemer heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 belangrijke uitspraken gedaan over de schending van een franchiseovereenkomst. Deze zaak werpt licht op de mogelijkheid van matiging van boetes in situaties waar de boetebedragen buitensporig zijn in verhouding tot de schade en de omstandigheden waarin de schending heeft plaatsgevonden. Het hof heeft zowel de boetes voor schending van het non-concurrentiebeding als het geheimhoudingsbeding gematigd, en ook de franchisefee verlaagd vanwege de impact van de coronacrisis.

Achtergrond van de Zaak

De franchisegever en franchisenemer hadden een langdurige franchiseovereenkomst. Na het presenteren van een nieuwe franchiseovereenkomst besloot de franchisenemer deze op te zeggen per 1 januari 2021. De franchisegever accepteerde deze opzegging niet en de zaak leidde tot juridische geschillen.

In eerste aanleg veroordeelde de rechtbank de franchisenemer tot betaling van een boete wegens schending van het non-concurrentiebeding en tot betaling van de verschuldigde franchisefee. In hoger beroep vroeg de franchisegever om aanvullende boetes voor voortdurende overtredingen van het non-concurrentiebeding en schendingen van het geheimhoudingsbeding.

Het hof oordeelde dat de franchiseovereenkomst niet per 1 januari 2021 was beëindigd, maar op de contractuele einddatum van 31 mei 2021. De franchisenemer had in februari 2021 een zakelijke relatie met een andere partij aangegaan, wat in strijd was met het non-concurrentiebeding.

Juridische Gronden voor Matiging van Boetes

Op grond van artikel 6:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechter een boete matigen indien de billijkheid dit eist. Het matigen van een boete is alleen toegestaan als de toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat zou leiden. De rechter moet hierbij onder andere rekening houden met de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook met de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding, en de omstandigheden waaronder de schending heeft plaatsgevonden.

Overwicht van de Franchisegever

In deze zaak speelde de ongelijkwaardigheid van de franchiserelatie een belangrijke rol. Franchisegevers hebben doorgaans een overwicht ten opzichte van franchisenemers vanwege hun positie als rechthebbende op de franchiseformule en hun beslissende rol bij de koers van het bedrijf. Hoewel de franchisenemer formeel een zelfstandige ondernemer is, is er in de praktijk vaak sprake van afhankelijkheid van de franchisegever.

In deze kwestie had de franchisegever herhaaldelijk druk uitgeoefend op de franchisenemer om akkoord te gaan met een nieuw franchisesysteem. De franchisenemer bevond zich daardoor in een moeilijke positie, met mogelijk aanzienlijke financiële gevolgen. Dit, in combinatie met de impact van de coronacrisis, leidde ertoe dat de franchisenemer op zoek ging naar alternatieven en uiteindelijk het non-concurrentiebeding schond door een zakelijke relatie met een andere partij aan te gaan.

Oordeel van het Hof

Het hof matigde de boetes die de franchisenemer en haar vennoten hadden gekregen voor het schenden van zowel het non-concurrentiebeding als het geheimhoudingsbeding. Het hof oordeelde dat de boetes in geen enkele redelijke verhouding stonden tot de geleden schade.

Matiging van Boetes voor Non-Concurrentiebeding

De boetes voor de schending van het non-concurrentiebeding werden gematigd tot € 5.000 voor de eerste overtreding. De franchisenemer had het non-concurrentiebeding geschonden vanaf 11 februari 2021, ruim voordat de franchiseovereenkomst formeel was beëindigd. Echter, het hof vond dat het opleggen van doorlopende dagelijkse boetes onredelijk was en weigerde deze verder toe te kennen.

Matiging van Boetes voor Geheimhoudingsbeding

Daarnaast had de franchisenemer het geheimhoudingsbeding overtreden door gevoelige informatie over inkoopprijzen en kortingen te delen met de nieuwe zakelijke partner. Het hof matigde de boete voor deze overtreding tot € 5.000 voor de eerste schending en € 1.000 voor elke volgende overtreding. Hiermee werd ook in dit geval de omvang van de boetes teruggebracht tot een redelijker niveau in verhouding tot de overtreding en de schade.

Verlaging van de Franchisefee

Een ander belangrijk aspect van de uitspraak was de matiging van de verschuldigde franchisefee. Het hof verlaagde de franchisefee met 50%, gezien de grote impact van de coronacrisis en de daarbij horende lockdowns. Deze lockdowns hadden de mogelijkheid om de franchiseactiviteiten rendabel voort te zetten aanzienlijk verminderd, wat rechtvaardigde dat de franchisenemer minder hoefde te betalen.

Analyse: Redelijkheid en Billijkheid bij Franchiserelaties

Deze zaak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in de toepassing van boetebedingen binnen franchiseovereenkomsten. Franchisegevers hebben vaak een sterke positie in de onderhandelingen en het afdwingen van contractuele verplichtingen, maar deze positie moet zorgvuldig worden gehanteerd.

Het hof hanteerde hier een zorgvuldige balans door de rechten van de franchisegever te erkennen, maar tegelijkertijd te waarborgen dat de opgelegde boetes proportioneel zijn aan de werkelijke schade en de omstandigheden van de overtreding. De druk die de franchisegever had uitgeoefend op de franchisenemer om akkoord te gaan met nieuwe voorwaarden, evenals de economische gevolgen van de coronacrisis, speelden een belangrijke rol in de beslissing om de boetes te matigen.

Conclusie: Een Belangrijke Precedent voor Franchisenemers en Franchisegevers

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 biedt belangrijke richtlijnen voor franchisenemers en franchisegevers. Boetes in franchiseovereenkomsten kunnen worden gematigd indien zij in geen redelijke verhouding staan tot de geleden schade, vooral in situaties waar de franchisenemer een afhankelijke positie heeft of onder druk is gezet om nieuwe contractuele voorwaarden te accepteren.

Franchisegevers dienen zich bewust te zijn van hun machtspositie en ervoor te zorgen dat boetebedingen redelijk en proportioneel zijn. Franchisenemers die geconfronteerd worden met buitensporige boetes doen er goed aan om juridisch advies in te winnen, aangezien de mogelijkheid bestaat dat deze boetes door de rechter gematigd kunnen worden.

Voor advies over franchiseovereenkomsten of juridische geschillen, kunt u contact opnemen met Diana v Arkel, specialist in franchiserecht bij AG Hart Advocaten.