Exoneratiebedingen in de franchiseovereenkomst; hoe zit het ook alweer?

Exoneratiebedingen – kort gezegd een vrijwaring waarmee een (wettelijke) verplichting tot schadevergoeding, ontstaan door een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad, wordt uitgesloten of beperkt – komen vaak voor in franchiseovereenkomsten.
De meest voorkomende vorm binnen franchiserelaties is dat beding waarin de franchisegever allereerst stelt dat door haar gegevens zijn verstrekt, welke gegevens naar beste kunnen en weten zijn opgesteld (deze gegevens worden dan verstrekt middels een vestigingsplaatsonderzoek, ook wel VPO genoemd, of prognose)[1] en vervolgens aan franchisenemer een termijn wordt gesteld waarbinnen deze zijn/haar beklag dient te doen als hij/zij de mening is toegedaan dat de gegevens ondeugdelijk zijn.
Dat een dergelijk exoneratiebeding stand houdt volgt uit het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 februari 2015[2]. In dit arrest heeft het gerechtshof een vonnis van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat sprake was van ondeugdelijke prognoses en de franchiseovereenkomst vernietigd werd, teruggedraaid.
In de onderliggende franchiseovereenkomst – waarvan de uiteindelijke versie niet door de franchisenemer was getekend – was het navolgende exoneratiebeding opgenomen:
“D. Informatieverstrekking
De franchisegever heeft de franchisegever (hof: bedoeld zal zijn de franchisenemer) nauwkeurige schriftelijke informatie (hof: gegeven) met betrekking tot de franchiseketen in het algemeen en de onderhavige franchiseovereenkomst in het bijzonder, waaronder begrepen de van toepassing zijnde algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden en huishoudelijke reglementen.
De in het vorige lid bedoelde informatie bevat mede alle door de franchisegever opgestelde ramingen van exploitatiekosten, financiële prognoses en overige informatie, met betrekking tot de openingskosten van de franchiseonderneming. Met behulp van de verkregen informatie is de franchisenemer in staat gesteld grondig kennis te nemen van het franchisesysteem.
Alle informatie is door de franchisegever naar beste kunnen en weten opgesteld en gebaseerd op ervaringen met één of meer zaken vergelijkbaar met de aan de franchisenemer voorgestelde zaak. De franchisegever garandeert de franchisenemer dat de in de vorige leden verstrekte informatie juist, objectief en verifieerbaar is, doch wenst niet geacht te worden garantie te geven dat de prognoses daadwerkelijk worden gerealiseerd.
(…)
De franchisenemer garandeert de franchisegever de juistheid en volledigheid van de door de franchisenemer op verzoek van de franchisegever verstrekte gegevens.
Onjuistheid of onvolledigheid van de in de vorige leden genoemde gegevens wordt geacht toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit de onderhavige overeenkomst voortvloeiende verplichtingen op te leveren, tenzij blijkt, dat de desbetreffende partij te goeder trouw heeft gehandeld en de gebrekkigheid van dien aard is dat zij bij de beoordeling niet essentieel is geweest.
E. Bedenktijd of beraadperiode
(…)
Een vordering voortvloeiende uit hetgeen onder D en E is gesteld vervalt, indien deze niet binnen één jaar na aanvang van de onderhavige overeenkomst is ingesteld.”
Nadat het gerechtshof eerst heeft geoordeeld dat het gegeven dat de franchisenemer niet een handtekening heeft gezet onder de franchiseovereenkomst, niet impliceert dat geen sprake zou zijn van aanbod en aanvaarding daarvan en er wel degelijk sprake is van een franchiserelatie c.q. een franchiseovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, heeft het gerechtshof zich gebogen over de vraag in hoeverre het voornoemde exoneratiebeding stand houdt.
Van belang daarbij is dat het gerechtshof is meegegaan in de stelling van franchisenemer dat de vervaltermijn uit het exoneratiebeding is te kwalificeren als een algemene voorwaarde, omdat deze was opgenomen in alle franchiseovereenkomsten en het geen kernbeding betrof.
Echter, kon de franchisenemer zich niet beroepen op de artikelen 6:236 en 6:237 BW omdat er gehandeld was in de uitoefening van een bedrijf. Reflexwerking werd aan het beding door het gerechtshof niet toegekend en als dat wel het geval zou zijn, is het bovendien zo dat in artikel 2:236 aanhef en onder g BW een beperking van een verjarings- of vervaltermijn tot een termijn van een jaar toestaat.
Evenmin was sprake van een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Immers, bij een zorgvuldige monitoring van de bedrijfsgegevens kan binnen een jaar een voldoende duidelijk beeld worden verkregen van de nauwkeurigheid van de gepresenteerde prognose (r.o. 2.27 van het arrest).
Op grond van het voorgaande heeft het gerechtshof geoordeeld dat het exenoratiebeding stand houdt en de franchisenemer dus geen beroep toekwam op dwaling en de vernietiging van de franchiseovereenkomst teniet werd gedaan.
Is een franchisenemer akkoord gegaan met een vervaltermijn voor het instellen van een vordering, dan is alertheid geboden en is het zaak dat de franchisenemer tijdig aan de bel trekt.
Recent heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch zich wederom uitgelaten over de houdbaarheid van een exoneratiebeding dat als volgt was opgenomen in de franchiseovereenkomst;
10.1
Subject to Clause 10.2, all liability of [International] for damages is limited to, at its option, either the invoice value of the Body Fashion Products delivered, at least the part thereof whereby or in connection with which the damage was caused, or, if the damage is covered by an insurance policy of [International] , the amount that is actually paid out by the insurer with respect thereto. The “invoice value” is the amount charged by [International] for all Body Fashion Products delivered in the period of three months prior to the damage inflicting event, this with the deduction of credited amounts in connection with that period and for those Body Fashion Products.
10.2
[International] shall never be liable for consequential or indirect damages, including but not limited to damage resulting from late delivery or any interruption or delay of delivery of Products, damage to other goods of Franchisee or any third party, damage resulting from incorrect or improper use of the Body Fashion Products by Franchisee or an end customer, loss of turnover, loss of profit or loss of goodwill, nor for damages resulting from any incorrect and/or incomplete information supplied by Franchisee.
Deze franchisegever had haar aansprakelijkheid gelimiteerd en indirecte schade zelfs uitgesloten. De vraag die het gerechtshof vervolgens heeft beantwoord is of een beroep op dit exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Een expliciete vervaltermijn was niet opgenomen.
De franchisenemer was de mening toegedaan dat de redelijkheid en billijkheid in de weg stonden aan een beroep op het exoneratiebeding, omdat de gevolgen van de gestelde tekortkoming desastreus waren en de franchisegever de overeenkomst zeer gebrekkig heeft uitgevoerd en haar zou hebben misleid in de precontractuele fase.
Het gerechtshof heeft ter beoordeling als uitgangspunt genomen dat een exoneratiebeding in het algemeen (onder meer) buiten toepassing dient te blijven indien de schade is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van degene die zich op het exoneratiebeding beroept.
In onderhavige kwestie was daarvan volgens het gerechtshof geen sprake ondanks dat de franchisegever wel toerekenbaar tekort is geschoten. Echter is deze tekortkoming niet dusdanig dat een beroep op het exoneratiebeding onaanvaardbaar zou zijn. De franchisenemer had in de optiek van het gerechtshof bovendien onvoldoende onderbouwd welke specifieke gevolgen de (wel vaststaande) tekortkomingen voor haar hebben gehad. Voor het vaststellen van misleiding zag het gerechtshof geen aanleiding.
De conclusie dat exoneratiebedingen te allen tijde zouden zijn toegestaan op grond van voornoemde uitspraken is te kort door de bocht. De specifieke omstandigheden van het geval bepalen uiteindelijk of een exoneratiebeding stand zal houden of niet.[3]
Wel is het zaak voor de franchisenemer om al tijdens de precontractuele fase bedacht te zijn op dergelijke bedingen en dan met name terzake aldaar gestelde termijnen. Een extra reden om vooraf juridisch advies in te dienen.
[1] Uit het (standaard)arrest Paalman/Lampenier (Hoge Raad d.d. 25 januari 2002, NJ 2003/31) vloeit voort dat de franchisegever dient in te staan voor de deugdelijkheid van de verstrekte gegevens. Een franchisegever is niet verplicht gegevens te verstrekken, gebeurt dit wel dan dient de franchisegever in te staan voor de juistheid daarvan.
[2] ECLI:NL:GHARL:2015:1180
[3] Zie bijvoorbeeld ook het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 4 september 2012 ECLI:NL:GHSGR:2012:BY8316 in dit arrest werd een beroep op een exoneratiebeding ook toegewezen

mr. J. (Jordy) Meerman