Op 8 oktober 2015 is een (omvangrijk) arrest gepubliceerd dat het hof Den Haag eerder dit jaar heeft gewezen inzake het geschil dat een franchisenemer van Street-One met haar franchisegever had.[1]
Verwijten jegens Street-One
In casu stelt franchisenemer dat de door franchisegever verstrekte prognoses ondeugdelijk zijn en dat hij door de te gunstige prognoses heeft gedwaald bij het aangaan van de franchiseovereenkomst. Franchisenemer verwijt franchisegever:
geen (deugdelijk) geïndividualiseerd vestigingsplaatsonderzoek te hebben verricht;geen rekening te hebben gehouden met de financiële crisis na 2008;te zijn uitgegaan van een onjuist vloeroppervlak; te zijn uitgegaan van te lage kosten;te zijn uitgegaan van een te laag afprijzingspercentage; engeen rekening te hebben gehouden met een lagere omzet in de aanloopfase en met de aanwezige negatieve marktruimtes.
De verwijten van franchisenemer jegens franchisegever genoemd onder a) tot en met e) worden door het hof niet gevolgd. Echter, ten aanzien van het verwijt van franchisenemer, zoals geformuleerd onder f), stelt het hof dat franchisenemer zelf een rapport heeft laten opstellen waaruit blijkt dat de in de prognoses genoemde omzet niet ongebruikelijk is en haalbaar moet zijn, maar dat door de aanwezigheid van een zogenaamde negatieve marktruimte (dit houdt in dat het omzetpotentieel kleiner is dan de omzetclaim/het aanbod), te verwachten was dat de geprognosticeerde omzet pas na enkele jaren zou kunnen worden gerealiseerd. Volgens het hof moet een nieuwkomer zich door de negatieve marktruimte invechten in de markt en zal het enige tijd duren voordat hij het voor de geprognotiseerde omzet benodigde marktaandeel verwerft.
Negatieve marktruimte
Gezien het feit dat franchisegever heeft nagelaten een tegenrapport te overleggen gaat het hof ervan uit dat er een negatieve marktruimte aanwezig was ten tijde van het aangaan van de franchiseovereenkomst, met als gevolg dat de geprognosticeerde omzet niet haalbaar zou zijn, zodat de prognose volgens het hof is gebaseerd op onjuiste of onvolledige uitgangspunten. Dientengevolge slaagt het beroep van franchisenemer op dwaling, omdat franchisegever rekening had dienen te houden met het feit dat het een hele tijd duurt voordat franchisenemer zich in de markt “invecht” en een gedegen marktaandeel vergaard. Aangezien franchisegever geen rekening heeft gehouden met het voorgaande oordeelt het hof dan ook dat franchisenemer heeft gedwaald en dat de franchiseovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is vernietigd. Voorts oordeelt het hof dat franchisegever onrechtmatig jegens franchisenemer heeft gehandeld door een ondeugdelijke prognose te verstrekken. Mitsdien is franchisegever veroordeeld tot vergoeding van de door franchisenemer geleden schade.
Dit arrest bevestigt weer eens dat bij het verstrekken van omzetprognoses rekening gehouden dient te worden met verschillende aspecten en dat indien het e.e.a. niet in rechte kan worden weerlegd, dit als vaststaand feit zal worden aangenomen. Het is derhalve van belang dat u zich hieromtrent goed laat adviseren.